Het grootbedrijf als inspiratiebron voor de modellen
De N.V. Maas-Buurt Spoorweg was een voormalig trambedrijf met een 63 km lange metersporige tramlijn
tussen Nijmegen en Venlo.
​
De M.B.S. was een dochteronderneming van de Noord Brabant Duitsche Spoorwegmaatschappij, welke een belangrijke spoorlijn exploiteerde tussen Boxtel en Wesel in Duitsland.
Deze spoorlijn liep langs plaatsen als Schijndel, Veghel, Uden, Mill, Haps, Beugen, Oeffelt, Gennep, Hassum, Goch, Uedem, Xanten, Menzelen, Birten en Büderich, deel uitmakend van de internationale
verbinding tussen Londen en St. Petersburg via Vlissingen
.
Het hoofdkantoor en de werkplaatsen bevonden zich eveneens in Gennep en waren dezelfde als die van de M.B.S.
Doordat de N.B.D.S mede eigenaar was vanwege de aandelen M.B.S. werd van meet af aan een goede en soms uitstekende kwaliteit van materieel en middelen toegepast, wat zich ook liet zien in een zwaarder railprofiel en verdere bovenbouw.
​
In de beginjaren werd de exploitatie uitgevoerd met zes Hohenzollern stoomtramlocomotieven nrs. 40 t/m 45, later uitgebreid met nog 'ns twee dezelfde machines nrs. 46 en 47.
De loc nummers van de M.B.S. sloten aan op de nummers van de N.B.D.S. ten behoeve van het onderhoud, men telde gewoon door.
​
Naast het goed uitgeruste goederenwagenpark, had de M.B.S. de beschikking over acht rijtuigen nrs. AB 1 t/m 8, in 1916 uitgebreid met nrs. 9 en 10 en compleet gemaakt met nog 'ns vier rijtuigen, ook
van Allan&Co Rotterdam, de nrs. 11 t/m 14.
Het postvervoer en goederenvervoer in personentrams werd gedragen door de post-bagagewagens, wederom van Allan&Co, nrs. LE 101 t/m 106, later EL 101 t/m 106
​
In de jaren dertig van de vorige eeuw was men op zoek naar een goedkopere vorm van tractie bij de M.B.S.
In eigen beheer is in 1933-1934 post-bagagewagen EL 106 omgebouwd tot motorwagen met één stuurstand, om
een kort-gekoppelde combinatie te vormen met een eveneens van een stuurstand voorzien rijtuig, in de
eerste instantie de AB 14, teneinde tramstel D I (lees diesel één) te vormen.
​
De reden waarom men van deze series met de hoogste nummers is begonnen voor het ombouwen was, dat
de wagens en rijtuigen die overbleven, nog steeds een sluitende serie vormden.
​
Als verbrandingsmotor werd een Ganz-Jendrassik G4 van 72/85 pk toegepast die
een generator aandreef, merk Smit-Slikkerveer, van 275 V.
In het tweede draaistel werden 2 tractiemotoren van 300V ingehangen.
Met gemak werd de 55 km/h gehaald..!
M.B.S. El-106 - AB 12 ter hoogte van de wisselplaats Plasmolen onderweg richting Nijmegen ergens eind jaren dertig...
Dit eerste tramstel beviel zó goed, dat binnen afzienbare tijd een tweede tramstel met dezelfde
technische specificaties, in dienst werd gesteld.
Zo verscheen in 1935 de EL 105 - AB 12 D II (lees diesel twee)
M.B.S. EL-105- AB 12 halteert in de Spoorstraat te Gennep, onderweg naar Venlo. 1935
Na de D II volgde in 1936 de EL 104 - AB 14 D III (lees diesel drie), nu met een Ganz-Jendrassik G6 dieselmotor
van 130/150 pk met eveneens een generator van Smit-Slikkerveer, ook weer met een werkspanning van 275 V.
De dieselmotor van de D III was iets zwaarder uitgevoerd dan z'n voorgangers, zodat de dienstuitvoering vlotter verliep
en het tramstel extra rijtuigen kon meenemen.
De AB 14 ging naar de D III, D II had de AB 12 en de D I kreeg vanaf 1936 de AB 13.
Hadden de D I en D II elk aan de linkerzijde een schuifdeur en minder ramen, de D III had aan beide zijden een schuifdeur en ook links overal ramen rondom.
M.B.S. El-104- AB 14 op het stationsplein van Nijmegen in 1937.
Om de oude en duurder geworden stoomloc's geheel buiten dienst te kunnen zetten, werden nog twee post-bagagewagens omgebouwd tot motorwagens.
Echter werden dit losse loc's,die bij de M.B.S. 'Trekkers' werden genoemd.
Deze krachtpatsers kregen ook G8 dieselmotoren van Stork (pat. Ganz-Jendrassik), nu met een vermogen van 200 pk en een generator van Smit Slikkerveer van 300 V en 4 tractiemotoren om zware goederentrams te kunnen slepen.
De diesel-electrische treinstellen van 1934 hadden dezelfde motoren uit de lopende fabrieksserie van Stork.
Hiervoor werden de EL 103 voor de D IV en de EL 102 voor de D V omgebouwd, elk met twee stuurstanden
en geen bagageruimte.
Beide loc's waren technisch aan elkaar gelijk.
M.B.S. EL-103 D IV in de Van Diemerbroeckstraat te Nijmegen in 1937 en M.B.S. EL 102 D V te Gennep werkplaats in 1941.
Van de losse loc's heeft de M.B.S weinig plezier gehad, daar de dieselolie op rantsoen ging en niet meer beschikbaar was.
De DIII werd in 1941 geschikt gemaakt voor het rijden op houtgas, de DI en DII volgden in 1942.
De D IV en D V werden in Heijen in de zandput van de M.B.S. uit het schootsveld en beneden maaiveld weg gezet.
D V werd stand-by gehouden met voorradige dieselolie voor de Duitse bezetter.
In de drie tramstellen werden houtgas-installaties van Imbert ingebouwd wat grotendeels ten koste ging
van de bagageruimte.
De D III had een installatie met een bunker van bijna 1,6 m², de grootste die Imbert ooit in Nederland heeft ingebouwd in een voertuig.
Deze installatie was zó hoog, dat de bunker door het dak heen stak en gevuld moest worden op het dak via een laddertje.
M.B.S. EL-104 D III op het opstelterrein van de M.B.S. in Venlo, 17 mei 1942.
Duidelijk zichtbaar steekt de bunker boven het dak uit, evenals de gaskoelers boven de schuifdeur en de vele buizen.
Het ontsteken van het vuur in de bunker gebeurde via het 'zundgat' wat zich links onder het raam en links naast de schuifdeur bevond.
Het rooster links naast de schuifdeur kon omhoog geklapt worden om bij de onderzijde van de bunker te kunnen.
Het laddertje om de bunker te vullen bevond zich aan de andere zijde (foto archief N.V.B.S.)
De inbouw van de Imbert houtgas-installatie in motorwagen M.B.S. EL-105 D II in 1942
Links op de voorgrond een van de gas-koelers die op het dak werden gemonteerd, rechts ligt de bunker voor het vormen van houtgas.
Duidelijk zichtbaar de Stork G4 diesel, gemonteerd op een sub-frame, hiervoor hoefde het frame met max. draagvermogen van 10 ton, niet te worden verzwaard, in tegenstelling tot de D IV en D V.
Deze D V staat rechts achter de ladder (foto N.V.B.S.)
Het spartaanse ontwerp van deze motorwagens is de inspiratie geweest om in 1993 het h0-modelspoor te verruilen voor het zelf bouwen van deze motorwagens op schaal 1 : 22½.
Het eerste idee ontstond eind 1992 voor het bouwen van de D IV, waarna op 8 februari 1993 de M.B.S. DIV gereed kwam.
Echter vrij snel werd de motorwagen op 11 juni 1993 al omgebouwd naar de R.T.M. M69.
Door een brandje in de machinekamer van de loc op 26 oktober 1993, is de loc wederom omgebouwd, ditmaal als de
R.T.M. M67, de hoedanigheid waarin deze nog steeds verkeert, nadat al het houtwerk van de verkeerde kleur
verf was ontdaan en blank afgelakt.
Door omstandigheden is de gehele eerste serie in 1997 verkocht, zoals hier is te lezen.
De periode van 1997 tot 2003 heeft de bouw van tram modellen compleet stil gelegen.
Zoals vele mede-modelbouwers kunnen beamen, werd toch weer de spreekwoordelijke draad opgepakt.
Waren de modellen uit de eerste serie vaak van schetsen gebouwd waarbij de schaal omgerekend moest worden, de tweede serie werd vanaf de juiste tekeningen vervaardigd.
Dit gaf een zichtbaar nauwkeuriger resultaat en wanneer de R.T.M. M67 en de M.B.S. EL 103 D IV naast elkaar staan, is
het zeer goed zichtbaar dat de maatvoering van de eerste serie tekeningen toch onnauwkeuriger was.
​
Met de start van de tweede serie modellen werden kosten noch moeite gespaard om representatieve modellen
te kunnen tonen.
Weer werd gekozen voor de M.B.S. EL 103 D IV met dezelfde reden.
Na de voltooiing hiervan volgde de bouw van het frame van een M.B.S. Allan rijtuig, echter werd deze pas veel later als de M.B.S. AB 14 vervaardigd.
Door het niet goed kunnen inschatten van de methode van bouwen en het ontbreken van correcte tekeningen, werd besloten een eenvoudiger model te bouwen.
Dit werd in 2004 de M.B.S. 220 gesloten goederenwagen met veel details.
Drie houten motorwagens op rij, links de R.T.M. M 67 uit 1993, in het midden de M.B.S. EL 103 D IV uit 2003 en rechts de EL 104 D III uit 2020.
Om de oorsprong van deze motorwagens te kunnen tonen, is de M.B.S. EL 101 ook gebouwd, de enige post-bagagewagen uit deze serie welke niet is verbouwd door de M.B.S. en later de R.T.M.
Door privé-omstandigheden (zoals 4 verhuizingen) kwam de bouw van modellen wederom stil te liggen tot 2018, het
moment dat werd besloten een tuinbaan aan te leggen waar alle modellen ook konden rijden.
Vanaf dat moment ging het snel met het bouwen en volgde in vlot tempo de tweede serie modellen.
Ook de werkplaats werd steeds beter uitgerust met speciale machines, zoals de freesbank, een zwaardere handboormachine, een kolomboormachine, bandschuurmachine, een decoupeerzaagmachine en een lintzaagmachine.
Daarnaast kwamen de onderdelen ook in een fatsoenlijk opbergsysteem te liggen en werden tekeningen verzameld en aan het archief toegevoegd.
Momenteel is de werkplaats (op deze gehele site verder steeds als M.B.S. werkplaats aangeduid) verder uitgebreid met een verlengde werkbank waarop de machines hun eigen plaats hebben.
Om niet telkens weer het hele verhaal te hoeven vertellen en om belangstellenden op de hoogte te houden van de ontwikkelingen, bestaat sinds januari 2021 deze M.B.S. site.
Alle zaken omtrent de modellen, buitenbaan, het ontstaan ervan en de inspiratie is hier terug te vinden.
Ook op FaceBook bestaat er een groepssite waar het nodige medegedeeld kan worden en voor
meer informatie over de R.T.M. kunt U hier terecht.
​
​
'n Kijkje in de werkplaats van de M.B.S. op 21 augustus 2022.
Op de schappen staat alle materieel overzichtelijk uitgestald, de werkbanken staan in L-vorm met op het nieuwe linker deel de bewerkingsmachines.
Op de oude rechter werkbank ligt de EL 104 D III ondersteboven voor klein herstel.